Merisme – synecdoche – apostrof – metonymia
Mijn mond zingt van Jouw glorie.
Ik ben jouw kijkend kind.
Dag en nacht gonst het leven mij een lied in.
Dag lied, laat mij jou zingen!
Winter en zomer, iedere tij,
getuigen dat Jij schept en herschept.
Dag kleine vogel, dag grote boom,
dag mens naast mij, dag leven.
Mijn mond kan niets anders dan zingen van God,
mijn ogen lopen vol met Zijn beelden vol genade.
Zing dan met me mee,
wees als een kind
met open armen
spelend voor Zijn gelaat.