naar psalm 71, 1-6b.15ab.17
Jer. 1, 4-5.17-19 1 Kor. 12, 31 – 13,13 Lc. 4, 21-30
Op Jou bouw ik, laat mij niet vallen.
Jij maakt mij tot een versterkte stad,
want Jij bent mijn wachter.
Hou dan toch die wacht!
Sterk mij in mijn eigen streek,
laat me veilig bij Jou.
Dat ze mij niet aanvallen.
Dat ze in mij toch Jou herkennen.
Want Jij bent mijn redding,
in Jouw liefde mag ik vertoeven.
Mijn jeugd al mocht ik er al zijn.
Nog voor ik geboren werd,
mocht ik al in de liefde wonen.
Geen schallend bekken,
maar een warme schoot.
Ik zal mijn eigen gaven
ten dienste stellen en zingen:
Jij bent er, Jij was er en zal er zijn
ook voor mij.
Jouw woorden en daden
vinden bij mij bijval.
Ik heb Je lief want Jij bent het:
Liefde voor altijd.